news-14112024-162243

Een meerderheid in het Europees Parlement heeft aangegeven dat zij de Europese ontbossingswet willen versoepelen. Met de voorgestelde wijzigingen zouden bedrijven uit bepaalde landen met een laag risico op ontbossing niet langer hoeven te bewijzen dat hun producten ontbossingsvrij zijn. Dit heeft geleid tot een discussie binnen het parlement en er zal nu onderhandeld moeten worden met de lidstaten over deze kwestie.

De Europese ontbossingswet werd oorspronkelijk aangenomen in 2023 met als doel producten zoals koffie, cacao, soja, vee, palmolie, hout en rubber te verbieden als deze afkomstig zijn van ontboste gebieden. Volgens het Forest Declaration Assessment werd er vorig jaar zo’n 6.4 miljoen hectare aan bos gekapt, wat gelijk staat aan anderhalf keer de oppervlakte van Nederland.

Oorspronkelijk zou de wet eind dit jaar van kracht worden, maar verschillende Europese landen hebben de afgelopen maanden om uitstel gevraagd vanwege zorgen over de administratieve last voor bedrijven. Zelfs landen buiten de EU, zoals Brazilië en Indonesië, hebben hun bezorgdheid geuit en opgeroepen tot herziening van de regels.

Na het verzoek om uitstel heeft de Europese Commissie voorgesteld de invoering met een jaar uit te stellen. Echter, sommige partijen, waaronder de Europese christendemocratische familie met vertegenwoordigers uit Nederland, vinden dit niet voldoende. Zij hebben voorgesteld de wet aan te passen, wat heeft geleid tot de indiening van nieuwe voorstellen.

De voorgestelde wijzigingen zouden een nieuwe categorie van ‘geen risico’-landen toevoegen aan de Europese anti-ontbossingswet. Hierdoor zouden bedrijven uit deze landen weinig tot geen bewijs hoeven te leveren dat hun producten vrij zijn van ontbossing. Dit heeft echter geleid tot kritiek van voorstanders van de oorspronkelijke wet, die het als onverantwoordelijk beschouwen.

Opmerkelijk genoeg hebben verschillende bedrijven, waaronder Albert Heijn, Mars en Michelin, zich uitgesproken tegen de afzwakking van de regels. Zij zijn van mening dat veranderingen en uitstel van de wet onzekerheid met zich meebrengen. Europarlementariër Bas Eickhout van GroenLinks-PvdA deelt deze zorgen en benadrukt dat uitstel alleen maar achterblijvers beloont.

Het CDA daarentegen is van mening dat de veranderingen noodzakelijk zijn om de wet uitvoerbaar en controleerbaar te maken. Zij benadrukken dat het belangrijk is dat de wet effectief is in de praktijk. Nu het Europees Parlement een standpunt heeft ingenomen, zullen er onderhandelingen plaatsvinden met de EU-landen. Het is nog onduidelijk of de afzwakking van de regels uiteindelijk zal doorgaan, aangezien sommige lidstaten slechts bereid zijn om de regels met een jaar uit te stellen.